
Jurisprudentie
AW3988
Datum uitspraak2006-04-26
Datum gepubliceerd2006-04-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505314/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-04-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505314/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 19 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (hierna: het college) geweigerd handhavend op te treden tegen het geluidscherm met openingen aan de voorgevel van het appartementengebouw "De Heibloem" aan de Graafsebaan te Rosmalen (hierna: het geluidscherm).
Uitspraak
200505314/1.
Datum uitspraak: 26 april 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2473 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 mei 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (hierna: het college) geweigerd handhavend op te treden tegen het geluidscherm met openingen aan de voorgevel van het appartementengebouw "De Heibloem" aan de Graafsebaan te Rosmalen (hierna: het geluidscherm).
Bij besluit van 13 juli 2004 heeft het college, voor zover thans van belang, het door appellant gemaakte bezwaar, voor zover gericht tegen de weigering om handhavend op te treden tegen de gestelde overtreding van de geluidsnormen door middel van het volledig dichtmaken van de geluidschermen, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 mei 2005, verzonden op 13 mei 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 juli 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 16 augustus 2005 heeft [partij], die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend.
Bij brief van 23 augustus 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. J.A.M. Smeekens, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. de Leeuw, zijn verschenen. Voorts is [partij] met bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft appellant zijn betoog dat het college een verweer te laat in de procedure heeft ingebracht, ingetrokken. Dit betoog zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
2.2. Vaststaat dat de bouwvergunning op grond waarvan het geluidscherm is opgericht op 12 april 2000 is verleend en ten tijde van het primaire besluit in rechte onaantastbaar was.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het geluidscherm niet in afwijking van tekening BF-3, behorende bij de bouwvergunning, is gebouwd. Volgens appellant geeft deze tekening niet duidelijk aan dat het geluidscherm is voorzien van openingen.
Evenmin voldoet het geluidscherm volgens appellant aan het akoestisch rapport van Croonen Adviseurs B.V. van maart/september 1999 (hierna: het rapport Croonen), dat naar zijn mening deel uitmaakt van de bouwvergunning en waarbij naar zijn mening is uitgegaan van een geluidscherm zonder openingen.
2.3.1. Dit betoog treft geen doel. Op tekening BF-3 wordt in het renvooi een aantal materialen uitdrukkelijk vermeld, met de daarmee corresponderende aanduidingen in streepjes en puntjes. Deze aanduidingen zijn op grote delen van de bouwtekening, ook op de voorzetgevel, terug te vinden. Tevens wordt op tekening BF-3 voor de akoestische eigenschappen verwezen naar het rapport Croonen. In dit rapport is uitdrukkelijk aangegeven dat in de voorzetgevel - zijnde het geluidscherm - openingen mogelijk zijn. Naar het oordeel van de Afdeling is alleen plaats voor het oordeel dat op grond van de bouwvergunning (bepaalde onderdelen van) het geluidscherm ter verwezenlijking van de vereiste akoestische eigenschappen, van een bepaald materiaal moeten zijn, indien dit uitdrukkelijk op tekening BF-3 was aangegeven. Ook indien het geluidscherm geheel gesloten had moeten zijn, had dit uit tekening BF-3 moeten blijken.
De Afdeling is van oordeel dat het rapport Croonen geen zelfstandige toetsingsgrond is voor de vraag of in afwijking van de bouwvergunning is gebouwd, nu dit rapport geen onderdeel uitmaakt van de verleende vergunning en de daarbij behorende voorwaarden.
2.3.2. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het ervoor moet worden gehouden dat de blanco delen in het geluidscherm op tekening BF-3, die niet corresponderen met voorgeschreven materialen in het renvooi, open ruimten betreffen. De rechtbank heeft derhalve met juistheid geoordeeld dat niet is gebouwd in afwijking van de bouwvergunning.
Het college was derhalve niet bevoegd ter zake handhavend op te treden. Bij gebreke van deze bevoegdheid komt de Afdeling, anders dan de rechtbank, niet toe aan de beantwoording van de vraag of het college in redelijkheid heeft kunnen afzien van handhavend optreden. In verband met het vorenstaande komt de Afdeling eveneens niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop zij rust.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak met verbetering van de gronden waarop deze rust.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en dr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2006
328-488.